Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Bepaling goodwill

9 juni 2015

Een man en vrouw wensen hun huwelijk te beëindigen. Samen hadden zij een Pearl (franchise)vestiging die zij vanuit een VOF exploiteerde. De man wil na de ontbinding en vereffening van de VOF de exploitatie van de Pearl (franchise)vestiging voortzetten. Om dat te bewerkstelligen dient de VOF worden afgewikkeld en de vrouw haar deel uit de VOF te ontvangen. Tussen de man en de vrouw ontstaat onder meer gesteggel over de vraag welk bedrag uit de VOF de vrouw exact toekomt. Het gesteggel leidt tot een juridische procedure waarin de rechtbank een deskundige benoemd (een registeraccountant) die voorgaande vraag gemotiveerd dient te beantwoorden.De deskundige stelt eerst vast dat onderzocht moet worden of er überhaupt sprake is van enige overwaarde in de VOF (bijvoorbeeld uit goodwill). Immers, bestaat er geen overwaarde dan is er niets door de vrouw te ontvangen.

NB gelet op de inhoud van het advies van de deskundige zullen delen van het advies hierna in het integraal worden geciteerd.

Het is interessant om te lezen hoe de deskundige tot bepaling van de goodwill komt:

“Voor het berekenen van de hoogte van de immateriële activa, verder goodwill, bestaan verschillende methoden. Te noemen zijn de Discounted Cash Flow (DCF) methode, de rentabiliteitsmethode, rendementsmethode. Hoewel deze methoden verschillende uitgangspunten hanteren hebben zij wel gemeen dat het methoden zijn die veronderstellen dat de onderneming één geheel vormt en ook als één geheel vrijelijk over te dragen is. Aangezien de onderneming op basis van een franchiseovereenkomst wordt gedreven, met daarin opgenomen beperkende bepalingen ten aanzien van de vrije beschikking over de gehele onderneming, zijn genoemde waarderingsmethoden op die gronden niet geschikt voor de bepaling van de hoogte van de aanspraak van de uittredende vennoot.

In de franchiseovereenkomst zijn een aantal bepalingen opgenomen met betrekking tot het verkopen of overnemen van een aangesloten onderneming. Voor het bepalen van de waarde van de goodwill worden door de franchisegever rekenregels gehanteerd, welke niet te allen tijde vaststaan, maar door veranderende marktomstandigheden worden aangepast.”

 

Kortom, in het onderhavige geval dient aansluiting te worden gezocht bij de franchiseovereenkomst (voor zover daarin rekenregels zijn neergelegd voor het geval de onderneming van de franchisenemer wordt verkocht of overgenomen). De deskundige dient vervolgens – met informatie van de franchisegever en de franchiseovereenkomst – te bepalen wat de waarde van de franchisevestiging is. Hiertoe had hij de volgende gegevens nodig:

(i) de gemiddelde omzet (exclusief BTW) van de afgelopen 3 jaar;

(ii) de waarde van de 10-jaarlijkse verbouwingsverplichting;

(iii) de waarde van de aanwezige apparatuur van betekenis.

Uiteindelijk komt de deskundige tot een overnameprijs van € 390.217,-.

Over het gedeelte dat de vrouw daarvan toekomt merkt de deskundige op:

 

“Op grond van de bovenstaande uitkomst is de aanspraak van mevrouw uit hoofde van de VOF-overeenkomst welke per 31 december 2010 is ontbonden:

– Overname prijs van de onderneming € 390.217,-

– Eigen vermogen van de VOF per 31 december 2010 € 62.879,-

– Meeropbrengst ten opzichte van het eigen vermogen € 327.338,-

– Aandeel van mevrouw in de meeropbrengst: 50% € 163.669,-

Berekening aanspraak

Aandeel in meeropbrengst € 163.669,-

saldo kapitaalrekening per 31 december 2010 € 40.654,-

€ 204.323,-

Af: in mindering te brengen conform art. 12 lid 1 van de VOF akte (50% van fl. 150.000,-)

€ – 34.033,-

Aan mevrouw toekomend € 170.290,-

Conclusie

Indien door de man en de vrouw geen nadere afspraken zijn gemaakt omtrent de fiscale gevolgen van de uitbetaling van de aanspraak, dan bedraagt de hoogte van de aanspraak door de vrouw per 31 december 2010 € 170.290,-“.

De man kan zich in deze uitkomst van de deskundige vinden en verzoekt de rechtbank te komen tot een oordeel over de aanspraak van de vrouw uit hoofde van de VOF-overeenkomst. Echter is de vrouw het niet eens met de conclusie (feitelijk het eindbedrag) van de deskundige. Als argument stelt de vrouw dat: “de deskundige bij zijn waardering slechts is uitgegaan van de formule die de franchisegever hanteert voor de waardebepaling in het geval de franchisegever haar voorkeursrecht van koop inroept, dit terwijl andere waarderingsmethoden ook aan de orde zouden kunnen zijn.”.

De rechtbank stelt naar aanleiding van het bezwaar van de vrouw vervolgens nog drie aanvullende vragen aan de deskundige:

1. welke aanspraak heeft de vrouw uit hoofde van de VOF overeenkomst nu de VOF op 31 december 2010 is ontbonden op basis van de daartoe te hanteren Discount Cash Flow methode per datum verdeling 31 december 2010?

2. welke aanspraak heeft de vrouw uit hoofde van de VOF overeenkomst nu de VOF op 31 december 2010 is ontbonden op basis van de rendementsmethode per datum verdeling 31 december 2010?

3.  kunt u de verschillen toelichten tussen de berekeningsmethode conform de Pearlformule en de thans toegepaste berekeningsmethode?”

 

Het interessante is in deze zaak is dat op basis van de andere waarderingsmethoden de vrouw aanzienlijk minder toekomt. De deskundige stelt namelijk:

“II. Discounted Cash Flow methode

(..)

Op basis van de uitkomsten van de DCF methode benadering komt aan mevrouw [verzoekster] toe:

Waarde van de onderneming € 378.260,-

50% aandeel mevrouw [verzoekster] € 189.130,-

Af: in mindering te brengen conform artikel 12 lid 1 van de VOF-akte

(50% van fl. 150.000,-) = goodwill bij aanvang onderneming € -34.033,-

Aan mevrouw [verzoekster] toekomend € 155.097,-

Bij de berekening van bovenstaande aanspraak is tevens geen rekening gehouden met de reeds aan haar sedert 31 december 2010 gedane betalingen.

(..)

III. Rendementsmethode

Goodwill berekend conform bijlage 2 € 124.986,-

Aandeel van mevrouw [verzoekster] in de meeropbrengst: 50% € 62.493,-

Berekening aanspraak:

Aandeel in Goodwill € 62.493,-

Saldo kapitaalrekening per 31 december 2010 € 40.654,-

€ 103.147,-

Af: in mindering te brengen conform artikel 12 lid 1 van de VOF-akte

(50% van fl. 150.000,-) € -34.033,-

Aan mevrouw [verzoekster] toekomend € 69.114,-“.

 

 

Niet geheel verrassend verzoekt de man de rechtbank om aansluiting te zoeken bij de rendementsmethode (€ 69.114,-). De vrouw verzoekt de rechtbank om aansluiting te zoeken bij de prijsbepaling via de franchisegever (€ 170.290,-). Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de waarderingsmethode van de franchisegever zal worden gehanteerd nu: “deze waarderingsmethode het meest toegespitst is op de branche specifieke (markt) omstandigheden waarbinnen de VOF tot 31 december 2010 haar bedrijfsmatige activiteiten heeft uitgevoerd.”. De rechtbank hecht dus veel belang aan de waarderingsmethode zoals neergelegd in de franchiseovereenkomst.

 

Deze uitspraak geeft daarmee een goed inzicht in de gevolgen die verschillende waarderingsmethodes op (in dit geval) de goodwill kunnen hebben alsmede hoe een rechter daar aansluiting bij zoekt of juist niet.

 

 

 

Geschreven door:

Roy Brands

Roy Brands is sinds 2010 advocaat en adviseert sinds 2013 veelal over franchise en franchise gerelateerde (juridische) onderwerpen. Roy staat met name individuele franchisenemers en collectieven van franchisenemers bij. Hij publiceert geregeld over juridische franchise kwesties en maakt zich hard voor meer evenwicht en gelijkheid tussen franchisegevers en franchisenemers.

Gepubliceerd op: 9 juni 2015