Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Is een non-concurrentiebeding ook van toepassing als franchisegever er geen belang meer bij heeft?

23 juli 2014

In een kort geding uitspraak van de voorzieningenrechter Den Haag van 16 juli jl. is onlangs uitspraak gedaan in een geschil over een non-concurrentiebeding.

 

Franchisenemer is met franchisegever – Bruna – een non-concurrentiebeding voor concurrerende activiteiten overeengekomen tot 1 jaar na beëindiging van de franchiseovereenkomst. De franchisenemer stelt dat dit concurrentiebeding tussen partijen niet meer geldt of mag gelden.

 

Hij voert enkele argumenten aan:

1. Bruna heeft geen belang bij handhaving van het non-concurrentiebeding aangezien Bruna de huur van het betreffende pand (waar franchisenemer gevestigd was) heeft opgezegd. Bruna is dus niet van plan om zich (opnieuw) in Naaldwijk te vestigen of gevestigd te blijven;

2. Bruna heeft de franchiseovereenkomst op “volstrekt onredelijke wijze opgezegd”;

3. Franchisenemer stelt dat hij bij handhaving van het concurrentiebeding afstevent op een onafwendbaar faillissement.

 

Bruna stelt daarop dat zij wel belang heeft bij handhaving van het non-concurrentiebeding.

Gemotiveerd betwist zij de drie argumenten van de franchisenemer:

1. Bruna is wel voornemens langer in Naaldwijk gevestigd te blijven. Dit acht de voorzieningenrechter bewezen;

2. Bruna heeft niet verwijtbaar gehandeld door de franchiseovereenkomst te beëindigen. De voorzieningenrechter oordeelt inderdaad dat Bruna niet verwijtbaar heeft gehandeld door de franchiseovereenkomst – vanwege de omstandigheden die tussen franchisenemer en franchisegever bestonden – buitengerechtelijk (buiten een rechter om) te beëindigen;

3. Bruna lijdt ook schade als zij het vestigingspunt niet langer kan exploiteren of als franchisenemer zich als concurrent in Naaldwijk vestigt. Hierin gaat de voorzieningenrechter mee. Hij oordeelt: “Dat [franchisenemer] schade ondervindt van het non-concurrentiebeding is echter een logisch gevolg van hetgeen partijen ten aanzien van concurrentie met elkaar zijn overeenkomen.”. Kortom, franchisenemer wist van te voren dat een non-concurrentiebeding schadelijk kan zijn voor zijn toekomst en de toekomst van zijn bedrijf.

 

Ten slotte oordeelt de voorzieningenrechter dat het concurrentiebeding (op grond van al het voorgaande) tussen partijen van kracht blijft en franchisenemer dus geen concurrerende activiteiten mag verrichten gedurende de periode dat Bruna de winkel in Naaldwijk daadwerkelijk exploiteert.

 

De voorzieningenrechter linkt daarmee het non-concurrentiebeding direct aan de exploitatie van de vestiging van franchisegever Bruna. Oftewel, exploiteert een franchisegever geen vestiging meer in een bepaalde stad of gebied (en heeft hij die intentie ook niet) dan heeft de franchisegever geen belang meer bij het handhaven van een non-concurrentiebeding en zou zo’n beding (volgens deze voorzieningenrechter) tussen partijen vervallen.

Geschreven door:

Kees Kan

Kees Kan is advocaat sinds 1995. Zijn grote interesse en passie gaat uit naar franchising en alles wat daarmee samenhangt. Kees heeft de afgelopen 20 jaar franchisegevers, franchisenemers en collectieven/ verenigingen van franchisenemers bijgestaan. Zijn praktijk bestaat vrijwel uitsluitend uit franchise gerelateerde advisering. Hij publiceert regelmatig over franchise en verzorgt franchiseworkshops en –seminars. Kees is initiatiefnemer en oprichter van de website www.franchisehulp.nl.

Gepubliceerd op: 23 juli 2014