Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Faillissement franchisegever

22 augustus 2014

In een zeer recent arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden kwam een kwestie aan bod die voor franchisenemers zeer belangrijk kan zijn: een (eigen) faillissement van de franchisegever.

 

Feiten en kern

In deze zaak behoort de franchisegever tot een groep dochtervennootschappen die onder een moedervennootschap vielen. Het ging financieel erg slecht met de groep.

Op enig moment ging het zo slecht met de groep dat een bewindvoerder (en later curator) werd aangewezen die moest onderzoeken of de dochtervennootschappen nog te redden waren.

De kern van de zaak betrof een conflict tussen een derde (die een pandrecht had op de aandelen van de franchisegever) en de curator die de dochtervennootschappen (waaronder de franchisegever) failliet wilde laten verklaren door het aanvragen van een eigen faillissement.

De derde stelde dat de financiële situatie binnen de dochtervennootschappen (en met name de franchisegever) niet zo slecht was dat de curator een eigen faillissement moest aanvragen. Immers, bij een faillissement zou het pandrecht van de derde waardeloos worden.

Uiteindelijk vroeg de curator toch het eigen faillissement van de dochtervennootschappen aan. Hierop begon de derde een procedure om het faillissement terug te draaien.

De curator hield gedurende de procedure in eerste aanleg en hoger beroep vol dat het faillissement onafwendbaar was. Hiermee was de rechter én het hof het niet eens; de curator had te snel geconcludeerd dat de dochtervennootschappen (en met name de franchisegever) niet meer te redden waren.

Waarom is dit arrest nu interessant voor franchisenemers? Nadat het eigen faillissement van de franchisegever was uitgesproken zond de curator de franchisenemers een brief met daarin de mededeling dat het de franchisenemers vrij stond om de franchiseovereenkomst (en daarmee verbonden huurovereenkomst) op te zeggen. Doen zij dat niet dan zou de curator de overeenkomsten opzeggen. Niet heel verwonderlijk leden de franchisenemers door het faillissement van de franchisegever schade (o.a. betaalde borg voor door de franchisegever geleverde apparatuur). Nu ook het hof oordeelde dat het faillissement wellicht voorkomen had kunnen worden (en de curator te snel het eigen faillissement had aangevraagd), kan worden geconcludeerd dat franchisenemers de schade niet hadden hoeven te lijden.

 

Faillissement franchisegever

In een situatie waarbij de franchisenemer op de hoogte komt van het feit dat de franchisegever in zwaar weer verkeert en een faillissement van de franchisegever een reëel risico is, dienen franchisenemers goed te onderzoeken wat de eventuele voor- en nadelen van een faillissement van de franchisegever zullen zijn.

Indien zij tot de conclusie komen dat een faillissement ook voor hen als franchisenemer veel schade meebrengt, dient een franchisenemer zelf te onderzoeken (i) of een faillissement van de franchisegever echt onafwendbaar is en in het verlengde daarvan (ii) of het wel zo slecht met de franchisegever gaat en (iii) of wellicht andere motieven een rol spelen die de franchisegever ertoe bewegen richting een eigen faillissement te gaan (zoals bijvoorbeeld snel afkomen van personeel, overeenkomsten etc. om na het faillissement een doorstart te maken). De franchisenemer kan zich dan verzetten tegen het (naderende) faillissement.

Een duidelijk nadeel van een faillissement van de franchisegever is dat de franchiseovereenkomst (met vaker wel dan niet de daaraan gekoppelde huurovereenkomst) wordt opgezegd door ofwel de curator ofwel de franchisenemer. Dit kan ernstige (financiële) gevolgen hebben voor de franchisenemer.

De keerzijde van de medaille is dat in het geval een franchisenemer zelf al voornemens was de formule te verlaten maar hij daartoe op dat moment geen mogelijkheid zag (omdat hij was gebonden aan de termijn van de franchiseovereenkomst) een faillissement dan juist wel een mogelijkheid voor de franchisenemer biedt om eerder afscheid te nemen van de franchisegever en zijn formule.

Ten slotte verdient het concurrentiebeding een korte opmerking. Het ligt voor de hand dat in geval van een faillissement van de franchisegever het in strijd met de redelijkheid en billijkheid is als een concurrentiebeding door de franchisenemer nog moet worden nagekomen. Het is niet de schuld van de franchisenemer dat de franchiseovereenkomst wordt beëindigd; hij moet verder met zijn leven en een concurrentiebeding beknot de franchisenemer in dat geval te zeer. Helaas denken curatoren hier soms anders over.

Kortom, dit arrest leert (i) dat ook derden met succes tegen een naderend (eigen) faillissement van een vennootschap kunnen opkomen en (ii) dat een faillissement de franchisenemer wellicht mogelijkheden biedt die in zijn voordeel kunnen werken.

Geschreven door:

Roy Brands

Roy Brands is sinds 2010 advocaat en adviseert sinds 2013 veelal over franchise en franchise gerelateerde (juridische) onderwerpen. Roy staat met name individuele franchisenemers en collectieven van franchisenemers bij. Hij publiceert geregeld over juridische franchise kwesties en maakt zich hard voor meer evenwicht en gelijkheid tussen franchisegevers en franchisenemers.

Gepubliceerd op: 22 augustus 2014