Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Prognoses: franchisegever verplicht tot verstrekken historische exploitatiegegevens!

14 januari 2016

Prognoses: franchisegever verplicht tot verstrekken historische exploitatiegegevens!

 

Inleiding

In een recent arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch is franchisegever verplicht om historische informatie te verstrekken over een franchisevestiging!

In deze zaak ging het om de To Fuel franchiseformule. Deze formule richt zich op het exploiteren van shops bij benzinestations. Franchisegever (To Fuel) en franchisenemer hadden een franchiseovereenkomst gesloten waarbij franchisenemer voor het gebruik van de formule een maandelijkse fee verschuldigd was.

Voorafgaand aan het tekenen van de partnerovereenkomst heeft To Fuel prognoses verstrekt aan partner. Daarin wordt een jaaromzet over 2011 van € 325.000 genoemd, € 375.000 over 2012 en € 425.000 over 2013.

De geprognosticeerde omzet is bij lange na niet gehaald. De franchiseovereenkomst wordt voortijdig ontbonden en franchisenemer maakt aanspraak op vergoeding van schade uit hoofde van dwaling en onrechtmatige daad. Volgens franchisenemer heeft To Fuel ondeugdelijke prognoses verstrekt.

Ondeugdelijke prognoses?

Nadat het Hof heeft vastgesteld dat sprake is van een franchiseovereenkomst wordt voorop gesteld dat een franchisegever niet verplicht is tot het verstrekken van prognoses maar als zij dat wel doet dienen deze deugdelijk te zijn. In geval van ondeugdelijke prognoses mag franchisenemer zich beroepen op dwaling terwijl – indien franchisegever wist van de ondeugdelijkheid – mogelijk ook sprake is van onrechtmatige daad. In beide gevallen heeft franchisenemer recht op schadevergoeding.

Feitelijke beoordeling prognoses

Het hof stelt vervolgens vast dat To Fuel, in een korte aantekening onderaan een stuk met de titel “Financiering- en exploitatiemodel” heeft geprognosticeerd dat gemiddeld 4000 klanten per week stoppen bij het (onbemande) tankstation van TinQ, dat gemiddeld 30% van de tankers in de shop komt om iets te kopen en dat de gemiddelde besteding € 5,15 bedraagt. Bij dagelijkse openstelling zou het per jaar dan gaan om 62.400 bezoekers.

In werkelijkheid zijn er in 2011 bijna 24.000 en in 2012 ruim 29.000 bezoekers in de shop ontvangen. Per week zouden maximaal 700 klanten een bezoek hebben gebracht, derhalve veel minder dan de geprognosticeerde 1200 klanten per week.

Om vast te stellen of sprake is van (on)deugdelijke prognoses loopt het Hof vervolgens de verschillende elementen af.

Het Hof overweegt:

Aantal tankers:

To Fuel stelt dat zij het aantal tankers van 4000 heeft ontleend aan cijfers haar op 13 december 2009 ter beschikking gesteld door een derde. Deze brief heeft zij evenwel niet in geding gebracht. To Fuel wordt door het Hof bevolen dat alsnog te doen. Vervolgens zal franchisenemer dienen aan te geven of hij bewijs wil leveren van zijn stelling dat de in de brief vermelde cijfers onjuist zijn en eventueel dat dit bekend was bij To Fuel.

Gemiddelde besteding per klant

Hetzelfde geldt voor de gemiddelde besteding van € 5,15. To Fuel stelt dat zij dit bedrag heeft ontleend aan de branchecijfers door de Bovag verstrekt. Ook deze cijfers zal zij in het geding moeten brengen waarna franchisenemer daarop mag reageren.

Aantal bezoekers

De prognose dat ongeveer 30% van de klanten de shop bezoekt ontleent To Fuel aan ervaringscijfers van diverse andere vestigingen. Ook deze cijfers heeft To Fuel niet geproduceerd. Zij zal dat alsnog dienen te doen, bijvoorbeeld door het overleggen van jaarstukken of van een accountantsverklaring. Ook daarop zal franchisenemer vervolgens mogen reageren.

Historie?

Uit de stukken heeft het hof opgemaakt dat het tankstation al langer ter plaatse gevestigd was. Niet duidelijk is geworden of er, vóórdat franchisenemer dat ging exploiteren, bij dat tankstation een shop behoorde en of die shop werd uitgebaat door To Fuel, dan wel een ondernemer in relatie tot To Fuel. Partijen dienen zich daaromtrent uit te laten en, zo die shop bestond en werd uitgebaat door of in relatie tot To Fuel, aan te geven wat het aantal klanten en de omzet van die shop was.

Zelfstandig onderzoek?

Voorts wenst het hof door franchisenemer geïnformeerd te worden of en in welke mate hij voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst zelfstandig onderzoek heeft gedaan naar de haalbaarheid van de onderneming.

Conclusie:

Uit het voorgaande blijkt nog eens duidelijk hoe de uitkomst van een prognosezaak wordt bepaald door feitelijke constateringen. Het “enkel stellen” dat een prognose onjuist is, is onvoldoende. Heel concreet moet worden gesteld en bewezen welke onderdelen van de prognose onjuist zijn. Pas als die onjuistheid is bewezen komt een beroep op dwaling, onrechtmatige daad en schadevergoeding aan de orde. Daarbij speelt ook een rol in hoeverre franchisenemer zelf onderzoek naar de haalbaarheid heeft gedaan; als hij zich in dat opzicht onvoldoende heeft ingespannen kan dat reden voor een verlaging van de schadevergoeding zijn.

 Zelfstandige informatieplicht?

Interessant is dat het Hof de historie wil weten van het vestigingspunt. Uit de stukken heeft zij opgemaakt dat het tankstation al langer ter plaatse gevestigd was. Was er voorheen ook een shop gevestigd en zoja, welke omzetten zijn er toen gerealiseerd en was dat ook in franchiseverband of anders? Het Hof vraagt hier expliciet naar terwijl uit het arrest lijkt te volgen dat partijen zelf daar niet al teveel aandacht aan hebben gegeven. Het Hof acht dit van belang voor het antwoord op de vraag of sprake is van ondeugdelijke prognoses.

De historische  exploitatiegegevens van het tankstation en/of de shop zullen relevante  informatie bieden en extra handvatten geven bij de beoordeling of de prognoses deugdelijk zijn of niet. Ook het al dan niet verstrekken of betrekken van historische informatie bij de afgegeven prognoses kan relevant zijn. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat beschikbare historische gegevens van een franchisevestiging altijd bekend moeten worden gemaakt door een franchisegever die prognoses verstrekt. Dat uitgangspunt zou recht doen aan de redelijke belangen van aspirant franchisenemers om goed en volledig geïnformeerd te worden. Dit uitgangspunt sluit ook goed aan bij de concept Nederlandse franchise Code waarin een dergelijke informatieverplichting voor franchisegevers over de historie van een vestiging is opgenomen.

 

 

of H

Geschreven door:

Kees Kan

Kees Kan is advocaat sinds 1995. Zijn grote interesse en passie gaat uit naar franchising en alles wat daarmee samenhangt. Kees heeft de afgelopen 20 jaar franchisegevers, franchisenemers en collectieven/ verenigingen van franchisenemers bijgestaan. Zijn praktijk bestaat vrijwel uitsluitend uit franchise gerelateerde advisering. Hij publiceert regelmatig over franchise en verzorgt franchiseworkshops en –seminars. Kees is initiatiefnemer en oprichter van de website www.franchisehulp.nl.

Gepubliceerd op: 14 januari 2016