Franchisehulp

Hof Den Haag: redelijkheid en billijkheid vult franchiseovereenkomst aan!

 

Het Hof den Haag heeft onlangs in arrest de vorderingen van een (ex-) franchisenemer op haar (ex-) franchisegever toegewezen met onder meer een verwijzing naar de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid.

De franchiseovereenkomst had betrekking op de GSM-shopformule, een winkelformule die zich richt op de verkoop van telefoonartikelen en -abonnementen (speciaal betreffende mobiele telefonie).

Franchisegever en franchisenemer hebben op enig moment de samenwerking beëindigd. Daartoe hebben zij een vaststellingsovereenkomst ondertekend waarin nadere afspraken zijn  gemaakt over de afwikkeling van de franchise.

Onder meer is opgenomen dat franchisenemer gedurende één jaar geen zakelijke contacten zal hebben met een bepaalde relatie.

Voorts is in de beëindigingsovereenkomst opgenomen:

“Er bestaat nog een geschil over vaststelling en uitbetaling van vergoedingen, voornamelijk betrekking hebbende op de periode vóór het sluiten van de franchiseovereenkomst. Met uitzondering van dit geschil en van het in deze overeenkomst bepaalde verklaren partijen van elkander niets meer te vorderen te hebben en elkaar finale kwijting te verlenen.”

Omdat partijen geen overeenstemming bereiken over de hoogte van nog verschuldigde vergoedingen – en dit geschil niet onder de finale kwijting viel – heeft de franchisenemer een vordering ingesteld tegen haar franchisegever. Franchisegever heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt om diverse tegenvorderingen in te stellen.

Na de Rechtbank oordeelt ook het Hof in hoger beroep dat de franchisegever verplicht is tot het doorbetalen van bonussen van in totaal meer dan 100.000 euro. Interessant is dat het Hof oordeelt:

“Hoewel dat niet expliciet in de franchiseovereenkomst is bepaald, moet die overeenkomst, de door partijen gehanteerde handelwijze op dit onderdeel in aanmerking nemende, aldus worden uitgelegd, althans met toepassing van artikel 6:248 BW worden aangevuld, dat de onderhavige door de providers toegekende door franchisegever ontvangen bonussen, met name de aan de omzet van franchisenemer gerelateerde bonussen, aan franchisenemer dienden te worden doorbetaald.”

Het Hof baseert haar oordeel aldus mede op de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid. In de praktijk wordt veelal juist met een beroep op de redelijkheid en billijkheid een contractuele bepaling buiten toepassing gelaten (de zogenaamde beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid). In deze zaak worden de contractuele afspraken niet beperkt maar juist aangevuld met een beroep op diezelfde redelijkheid en billijkheid.

Het heeft dus zin om in geval van een discussie over contractuele afspraken – daar waar het contract naar de letter misschien niet direct aanknopingspunten geeft – te onderzoeken of op basis van de omstandigheden en/of gedragingen van partijen, de overeenkomst kan worden aangevuld op zodanige wijze dat alsnog aanspraken (bijvoorbeeld doorbetaling van bonussen) ontstaan. In deze zaak was relevant dat op grond van de franchiseovereenkomst franchisenemer het recht had tot verrekening van bonussen met betalingsverplichtingen gecombineerd met het feit dat franchisegever al eerder bonussen had doorbetaald aan franchisenemer. Hoewel dit dus niet met zoveel woorden in de franchiseovereenkomst was bepaald zag het Hof in deze omstandigheden voldoende reden om de franchiseovereenkomst aan te vullen en de vorderingen van de franchisenemer tot doorbetaling van bonussen toe te wijzen!

 

Mobiele versie afsluiten