Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Nederlandse franchisecode in de maak: door wie en voor wie?

27 november 2014

Wat ongeveer een jaar geleden begon met een vlammend betoog van mr Kolenbrander om van de franchiseovereenkomst een benoemde (wettelijke) overeenkomst te maken, is vooralsnog geëindigd met een brief van Minister Kamp d.d. 20 oktober 2014 aan de Tweede Kamer waarin hij aangeeft in te zetten op versterking van “zelfregulering in combinatie met enkele flankerende maatregelen”.

De zelfregulering moet door “de sector zelf” worden geregeld en zou moeten leiden tot een gedragscode en een snelle en kosteneffectieve vorm van geschillenbeslechting. De flankerende maatregelen van de Minister bestaan vooral uit het beschikbaar stellen van extra informatie over franchising via de website www.ondernemersplein.nl en via de jaarlijkse “Startersdag” van de Kamer van Koophandel. Want unaniem is door “de sector” aangegeven dat voorlichting aan aspirant-franchisenemers van groot belang is om hen goed voor te bereiden, aldus de Minister in zijn brief.

De roep om franchisewetgeving komt vooral voort uit het gegeven dat bij franchising sprake is van een (forse) ongelijkheid van partijen (met franchisegever als duidelijk bovenliggende partij) die soms tot ongewenste uitkomsten leidt. Franchisewetgeving zou de positie van de franchisenemer kunnen versterken en de ongelijkheid enigszins doen afnemen. Wetgeving zou bijvoorbeeld kunnen inhouden dat franchisegevers in de pre-contractuele fase meer (deugdelijke) informatie ter beschikking moeten stellen omtrent de haalbaarheid van een franchisevestiging. Daardoor zou het aantal franchisenemers dat op basis van onjuiste informatie in een onrendabele franchise stapt, kunnen afnemen. En dat lijkt, gezien het vaak enorme financiële en menselijke leed dat gepaard gaat met verliesgevende franchisevestigingen, maatschappelijk gewenst.

Het valt op dat zowel de Minister als de Nederlandse Franchise Vereniging (NFV, de verenging die zich richt op de behartiging van de belangen van aangesloten franchisegevers) zich fel verzetten tegen elke vorm van franchisewetgeving.

Grosso modo hebben zij betoogd dat franchisenemers zelfstandig ondernemers zijn die zelf onderzoek moeten verrichten en vooral zelf moeten onderhandelen met de franchisegever indien zij andere of betere franchisevoorwaarden wensen. Daarbij wordt voorbij gegaan aan de praktijk dat veel kandidaat-franchisenemers nu éénmaal de neiging hebben om te vertrouwen op de juistheid van de informatie die hen wordt aangereikt door hun toekomstig franchisegever, die immers over ruime ervaring en deskundigheid ten aanzien van de formule beschikt. En zodra een franchisenemer is gestart, is er geen weg meer terug vanwege langlopende franchise –en huurovereenkomsten, aangenomen personeel, aanzienlijke financieringsverplichtingen, oplopende schulden en gedane investeringen.

De NFV heeft daarnaast ook gewezen op de Europese Erecode inzake Franchising die voor haar leden (± 30% van alle franchisegevers) geldt en gesteld dat het de kandidaat-franchisenemers vrij staat om aan franchisegevers die de Europese Erecode niet toepassen te verzoeken om deze (alsnog) op hun franchiseovereenkomst toe te passen. Los van het feit dat veel kandidaat-franchisenemers niet op de hoogte zijn van de Europese Erecode en de vraag of een franchisegever die deze code niet uit zichzelf toepast, bereid zal zijn om dat op verzoek van een kandidaat-franchisenemer wèl te doen, heeft de Europese Erecode in de rechtspraak geen enkele juridische status. Rechters kennen, anders dan bij franchisewetgeving het geval zou zijn, aan de Europese Erecode geen zelfstandig afdwingbare rechten of plichten toe.

Ook uit het verslag van het algemeen overleg tussen de Minister en de vaste commissie voor economische zaken d.d. 12 juni 2014 blijkt duidelijk dat de voorstanders van franchisewetgeving (PVV, PvdA en SP) geen voet aan de grond krijgen bij de Minister die zich daarbij vooral gesteund ziet door zijn eigen partij (VVD) maar ook door D66 en CDA. Steeds wordt gesteld dat wetgeving niets oplost en dat franchisenemers zelf “daadkrachtiger en oplettender” moeten zijn. Franchisewetgeving zoals die bestaat in de VS wordt afgedaan als ondoelmatig omdat het bij het sluiten van de franchiseovereenkomst zou leiden tot “een enorme stapel papier” en in België (waar bijvoorbeeld bepaalde informatie aan de franchisenemer moet zijn verstrekt gedurende een maand voor het sluiten van de franchiseovereenkomst) “hebben ze niet de indruk dat die aparte franchisewetgeving tot verbetering heeft geleid”, aldus de Minister in datzelfde overleg. En het kamerlid Ziengs (VVD) meldt en passant dat “de feiten zijn dat er 16 rechtszaken per jaar zijn en dat er acht worden toegewezen aan franchisenemers en acht aan franchisegevers”. Los van de niet gepubliceerde rechtspraak staan alleen op www.rechtspraak.nl al rond de 50 franchisezaken gepubliceerd tot en met eind november 2014.

Het zijn al met al weinig overtuigende argumenten tegen invoering van franchisewetgeving maar het zegt des temeer over de niet-bereidheid om franchisewetgeving tot stand te brengen. Er moet immers minder en niet meer regeldruk komen en dat vinden deze wetgever en deze Minister belangrijker dan versterking van de rechtspositie van de franchisenemer.

Helemaal zeker van zijn zaak is de Minister kennelijk toch niet want er moet wel “iets” geregeld worden. In plaats van franchisewetgeving ziet de Minister een oplossing in ‘zelfregulering door de sector zelf”. De “sector” zou te kennen hebben gegeven aan de Minister dat behoefte bestaat aan een gedragscode en aan een snelle en kosteneffectieve vorm van geschillenbeslechting. Wie nu precies “de sector” is en met wie de Minister in dat kader heeft gesproken, is onduidelijk maar de voorstanders van franchisewetgeving zullen zich hierin waarschijnlijk niet direct herkennen.
De Minister heeft een kleine schrijfwerkgroep geformeerd die een nieuwe gedragscode gaat schrijven en een voorstel voor een geschilbeslechting gaat doen. De eerste resultaten worden begin 2015 verwacht.

In de schrijfwerkgroep zitten twee vertegenwoordigers van de NFV (namens 30% van alle franchisegevers) en de directeur van het Vakcentrum voor de Levensmiddelenhandel en een multi-franchisenemer van Albert Heijn. Volgens de NFV (zie column van mevrouw Romana Engeman, algemeen directeur NFV, d.d. 21 november 2014 op de website van de NFV) zijn daarmee de franchisenemers niet goed vertegenwoordigd nu uitsluitend de food-sector vertegenwoordigd is in de schrijfwerkgroep terwijl er een grote groep non-food franchisenemers is. De nieuwe gedragscode moet volgens de NFV bij voorkeur samenvallen of een extensie zijn op de bestaande Europese Erecode.

Ik ben heel benieuwd naar de nieuwe gedragscode. Niet alleen naar de inhoud maar ook naar de geldigheid c.q. afdwingbaarheid daarvan. Er zal immers geen wettelijke verankering komen (geen franchisewet want dat leidt tot meer in plaats van minder regeldruk). Voor de nieuwe gedragscode dreigt dan al snel het lot van de Europese Erecode: geen juridische status. Dat is ook logisch als de nieuwe gedragscode het product is van een schrijfwerkgroep bestaande uit een kleine vertegenwoordiging van slechts een beperkt (georganiseerd) deel van de franchisesector, die elk hun eigen belang nastreven. Dat is iets heel anders dan objectieve wetgeving die tot stand is gebracht via een zorgvuldig, professioneel (formeel) wetgevingsproces door een onafhankelijke wetgever.

Geschreven door:

Kees Kan

Kees Kan is advocaat sinds 1995. Zijn grote interesse en passie gaat uit naar franchising en alles wat daarmee samenhangt. Kees heeft de afgelopen 20 jaar franchisegevers, franchisenemers en collectieven/ verenigingen van franchisenemers bijgestaan. Zijn praktijk bestaat vrijwel uitsluitend uit franchise gerelateerde advisering. Hij publiceert regelmatig over franchise en verzorgt franchiseworkshops en –seminars. Kees is initiatiefnemer en oprichter van de website www.franchisehulp.nl.

Gepubliceerd op: 27 november 2014