Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Omkering bewijslast in prognosezaken?

15 oktober 2014

De rechtbank Amsterdam heeft op 17 september 2014 een interessant vonnis in een prognosezaak gewezen. Franchisegever wordt opgezadeld met het (voorwaardelijke) bewijs dat de door haar verstrekte prognose deugdelijk was!

De zaak
In deze zaak vorderde een franchisenemer schadevergoeding van haar franchisegever (Hollandsekids) onder meer op grond van dwaling vanwege ondeugdelijke prognoses. Franchisenemer stelt dat haar voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst prognoses zijn verstrekt met een gemiddelde omzet van ruim 58.000 euro en een top-omzet van ruim 102.000 euro. In combinatie met het door Hollandsekids geuite vertrouwen omtrent de haalbaarheid van die omzetprognoses heeft franchisenemer de franchiseovereenkomst gesloten. De prognoses zijn echter bij zes van de negen franchisenemers (waaronder eiser) bij lange na niet uitgekomen. Franchisenemer beëindigt daarop de franchiseovereenkomst en vordert vergoeding van schade waaronder betaalde entreefee, franchisevergoedingen en andere schade.

Het oordeel

De rechtbank oordeelt in overeenstemming met de geldende jurisprudentie dat een dwaling niet kan zijn gelegen in het enkel “niet behalen van een bepaalde omzet” omdat dit een omstandigheid betreft die vanaf het ondertekenen van de franchiseovereenkomst in de toekomst lag. En een dwaling kan niet worden gegrond op een uitsluitend toekomstige omstandigheid.

Vervolgens oordeelt de rechtbank dat wel sprake kan zijn van dwaling indien Hollandsekids ondeugdelijke prognoses heeft verstrekt voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst. Een franchisegever is immers niet verplicht om voorafgaand aan het sluiten van een franchiseovereenkomst een prognose te verstrekken maar indien zij dit (desondanks) toch doet, dient deze te zijn gebaseerd op deugdelijke onderzoek. Komen prognoses niet uit en zijn deze ondeugdelijk dan slaagt een beroep op dwaling en is franchisegever schadeplichtig.

In deze zaak betwist Hollandsekids dat zij de betreffende prognose heeft verstrekt aan franchisenemer; zij stelt dat de prognose is verstrekt aan een andere franchisenemer en (kennelijk) niet was bedoeld voor (het rayon van) eisende franchisenemer. Conform de wet rust op franchisenemer de bewijslast van haar stellingen en franchisenemer zal daarom moeten bewijzen dat de betreffende prognose door Hollandsekids aan haar is verstrekt.
Indien franchisenemer slaagt in haar bewijs – en dus komt vast te staan dat de omzetprognose door Hollandsekids aan haar is verstrekt – komt de vraag aan de orde of deze prognose deugdelijk is geweest of niet.

Omkering bewijslast

Het bewijs van de stelling dat de prognose ondeugdelijk is rust normaliter op franchisenemer (“Wie stelt bewijst”). Echter in deze zaak is volgens de rechtbank sprake van een zodanig uitzonderlijk groot verschil tussen de omzetprognose en de door zes (van de negen) franchisenemers behaalde werkelijke omzet dat zal worden uitgegaan van de ondeugdelijkheid van de omzetprognoses en dat Hollandsekids de bewijslast krijgt van het tegendeel. In dat geval krijgt dus niet de franchisenemer de bewijslast van de ondeugdelijkheid van de prognoses maar zal franchisegever moeten aantonen dat de prognoses zijn gebaseerd op deugdelijk onderzoek!

Doorbraak?

De uitspraak is zeer interessant omdat deze een opening biedt voor de omkering van de bewijslast in prognosezaken. De hoofdregel luidt immers: “wie stelt bewijst” en degene die moet bewijzen heeft vaak een probleem omdat het 100% juridische bewijs vaak moeilijk te leveren is. Zo ook voor wat betreft de ondeugdelijkheid van prognoses. Zeker als prognoses zijn verstrekt in de vorm van enkele omzetgegevens zonder enige toelichting of bronvermelding is het lastig om de ondeugdelijkheid van die prognoses concreet aan te tonen. Dat zal in de regel dan moeten gebeuren met een deskundigenonderzoek. En omdat de hoofdregel luidt “wie stelt bewijst” zal dat bewijs (c.q. deskundigenonderzoek) door de franchisenemer moet worden geleverd, geïnitieerd en vaak moeten worden (voor)gefinancierd. En dat in een situatie dat de franchisenemer al in grote financiële moeilijkheden verkeert, juist vanwege die ondeugdelijke prognoses!
Als het juridische bewijs niet 100% wordt geleverd, komt de ondeugdelijkheid niet vast te staan en strandt de vordering.
Kortom: degene die met de bewijslast wordt opgezadeld zit met een groot financieel en procesrisico.

Franchisegevers zijn niet verplicht om prognoses te verstrekken voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst. Een franchisenemer die, ondanks het ontbreken van een prognose over de omzet- en winstkansen, een franchiseovereenkomst sluit kan achteraf dan niet snel over klagen over achterblijvende resultaten. Verstrekt een franchisegever (onverplicht) wèl prognoses dan dienen deze deugdelijk te zijn; een franchisegever mag simpelweg geen ondeugdelijke prognoses verstrekken. Dat is terecht omdat franchisenemers bij hun beslissing om wel of geen franchiseovereenkomst te sluiten af zullen gaan op dergelijke prognoses.

Blijven de gerealiseerde omzetten (vèr) achter bij de prognoses dan is dat – behoudens bijzondere omstandigheden zoals bijvoorbeeld disfunctioneren van franchisenemer – een aanwijzing dat de prognoses niet deugdelijk zijn geweest. In deze zaak, in combinatie met het gegeven dat bij meerdere franchisenemers de omzet vèr achter bleef, was dat reden om niet franchisenemer maar franchisegever op te zadelen met het (tegen)bewijs dat de prognoses niet ondeugdelijk zijn. Dat lijkt mij in de verhouding franchisegever – franchisenemer een eerlijke verdeling van de bewijslast (en het bewijsrisico) die navolging verdient!

Tenslotte

In de politiek is overleg gaande over franchisewetgeving. Er zou onder meer gedacht worden aan een speciale geschillenregeling. Hoewel de vorm en inhoud van de wetgeving nog niet vast staat zou het goed zijn om de omkering van de bewijslast in geval van (onverplicht) verschafte prognoses ten aanzien van de deugdelijkheid van die prognoses daarin op te nemen. Dat zal franchisegevers wellicht nog meer dan nu het geval is weerhouden van het lichtvaardig verstrekken van prognoses.

Geschreven door:

Kees Kan

Kees Kan is advocaat sinds 1995. Zijn grote interesse en passie gaat uit naar franchising en alles wat daarmee samenhangt. Kees heeft de afgelopen 20 jaar franchisegevers, franchisenemers en collectieven/ verenigingen van franchisenemers bijgestaan. Zijn praktijk bestaat vrijwel uitsluitend uit franchise gerelateerde advisering. Hij publiceert regelmatig over franchise en verzorgt franchiseworkshops en –seminars. Kees is initiatiefnemer en oprichter van de website www.franchisehulp.nl.

Gepubliceerd op: 15 oktober 2014