Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Opzegging kredietovereenkomst niet in strijd met zorgplicht bank.

3 november 2011

Op 19 oktober heeft de rechtbank Leeuwarden geoordeeld over de vraag of een bank een krediet mocht opzeggen en de ondernemer in kwestie, op zijn borgstelling mocht aanspreken. Veel franchisenemers gaan, om hun onderneming bij aanvang te kunnen financieren, een kredietovereenkomst aan met een geldverstrekker. Daarbij worden vaak extra zekerheden bedongen zoals een borgstelling van de bestuurder of bijvoorbeeld een extra hypotheek op de woning van de bestuurder.

 In de zaak die speelde voor de rechtbank Leeuwarden was een bestuurder een borgtochtovereenkomst aangegaan met de bank. De zaken gingen niet goed en de onderneming heeft zich tot de bank gewend om een extra financiering te krijgen voor de onderneming. De onderneming in kwestie beschikte in totaal over een schuld van € 3.449.845,06 aan de bank. De bestuurder was een borgtochtovereenkomst aangegaan ter hoogte van EUR 250.000,-.

Tussen de bank en de bestuurder van de onderneming heeft een bespreking plaatsgevonden. Hierna is de bank gebleken dat de onderneming geen open kaart had gespeeld: niet alleen sprake was van problemen met de fiscus en pensioenmaatschappijen, maar er was ook van betalingsonmacht bij leasemaatschappijen èn er was beslag gelegd op vorderingen en activa die verpand waren aan de bank.

De fiscus heeft enige dagen later bodembeslag gelegd ten laste van de onderneming. Twee dagen later heeft de bank de kredietovereenkomst per direct opgezegd. De onderneming maakt hiertegen bezwaar omdat het voor de onderneming onaanvaardbaar zou zijn dat de bank het krediet met directe ingang op zegt. Er wordt gevraagd om een extra termijn van zes weken om een alternatieve financiering aan te trekken. Indien deze termijn niet wordt gegeven ziet de onderneming zich genoodzaakt om haar faillissement aan te vragen.

De bank houdt voet bij stuk en zegt de kredietovereenkomst per direct op. Daarnaast vordert zij dat de bestuurder binnen vijf dagen tot voldoening overgaat van de borgtochtverplichting.

Een week later heeft de onderneming haar faillissement aangevraagd. De bank is hierop een procedure gestart tegen de bestuurder van de vennootschap. De bank heeft een bedrag ter hoogte van € 250.000,- ter voldoening van de borgtochtovereenkomst gevorderd. De bestuurder stelt hiertegen een reconventionele vordering in. Hij stelt dat de bank onrechtmatig heeft gehandeld door de kredietovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. Door de onmiddellijke opzegging heeft de bank in strijd gehandeld met haar zorgplicht. De bank had, volgens de bestuurder, een redelijke opzegtermijn moeten hanteren. Aangezien de bank dat geweigerd heeft, dienen de aanspraken van de bank op gronden van redelijkheid en billijkheid, te worden gematigd tot nihil.

De rechtbank oordeelt dat het de bank in principe vrij staat om een duurovereenkomst, zoals de kredietovereenkomst, op te zeggen, zij het dat zij daarbij de op haar rustende zorgplicht in acht dient te nemen. De rechtbank oordeelt echter dat de onderneming haar stelling dat de kredietopzegging onrechtmatig was onvoldoende heeft onderbouwd. Daarbij komt dat de onderneming ook zelf heeft aangegeven dat zij in ernstige liquiditeitsproblemen verkeerde. Op grond daarvan heeft de bank in redelijkheid kunnen besluiten de kredietovereenkomst op te zeggen.

De rechtbank oordeelt daarnaast dat de bank gerechtigd was om de kredietovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. De rechtbank onderbouwt haar stelling met het feit dat de onderneming om een respijt van zes weken heeft verzocht, dat de bank hiermee kon instemmen onder haar voorwaarden, doch dat de onderneming deze voorwaarden heeft afgewezen. De bank zou met deze voorwaarden zich zeker stellen van het feit dat haar zekerheidspositie niet verder zou verslechteren. Dat de onderneming, volgens de rechtbank, het in de onderhavige omstandigheden redelijke voorstel van de bank niet heeft aanvaard, komt voor haar eigen rekening en risico. Op grond hiervan is de bank niet toerekenbaar tekort geschoten.

De rechtbank oordeelt aldus dat dat de bank gerechtigd was om de kredietovereenkomst te beëindigen en wel zonder een opzegtermijn in acht te nemen. Op grond hiervan is de borg opeisbaar en dient de bestuurder de borg te voldoen.

Conclusie:

Indien u als franchisenemer financiering – inclusief zekerheidstellingen- heeft geregeld bij een derde (bijvoorbeeld een bank) is van groot belang dat u in geval van financiële problemen tijdig overleg voert met uw adviseur(s) en zonodig de mogelijkheden van alternatieve (externe) financiering onderzoekt. Daarmee kunt u zoveel mogelijk zorgen dat, indien uw lopende financiering om welke reden dan ook, wordt beëindigd en uw franchiseonderneming in acute financiële problemen raakt, een alternatief voor handen is!  Indien u zich als franchisenemer ook nog borg heeft gesteld en er is een alternatief voor handen, kunt u eventueel eveneens voorkomen dat u in privé wordt aangesproken.

Geschreven door:

Kees Kan

Kees Kan is advocaat sinds 1995. Zijn grote interesse en passie gaat uit naar franchising en alles wat daarmee samenhangt. Kees heeft de afgelopen 20 jaar franchisegevers, franchisenemers en collectieven/ verenigingen van franchisenemers bijgestaan. Zijn praktijk bestaat vrijwel uitsluitend uit franchise gerelateerde advisering. Hij publiceert regelmatig over franchise en verzorgt franchiseworkshops en –seminars. Kees is initiatiefnemer en oprichter van de website www.franchisehulp.nl.

Gepubliceerd op: 3 november 2011