Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Publiekelijk negatieve uitlatingen niet altijd toegestaan

14 januari 2014

Indien een franchisenemer in (tijdelijke) onmin raakt met zijn franchisegever dan kan dit soms leiden tot het verspreiden van berichten via de (sociale) media waarin de ongenoegens over de franchisegever worden geuit. Dit soort uitingen kunnen verboden worden, zoals volgt uit een recent arrest van het hof Den Bosch.

Negatieve berichten over franchisegever

Het hof Den Bosch heeft onlangs in een kort geding geoordeeld dat het een ex-franchisenemer was verboden om negatieve berichten te verspreiden over zijn oud-franchisegever. Het hof bepaalde dat het de franchisenemer niet was toegestaan om “in voor derden toegankelijke media direct of indirect negatieve berichten te verspreiden over de franchiseorganisatie of aan haar gelieerde ondernemingen.” Als de franchisenemer dit verbod zou overtreden dan zou hem een dwangsom worden opgelegd van € 250,- per overtreding met een maximum van € 12.500,-.

Verbod niet in strijd met vrijheid van meningsuiting

De franchisenemer was in hoger beroep gegaan omdat hij het door de rechtbank uitgesproken verbod in strijd vond met het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens. In dit Verdrag is onder andere het recht op vrijheid van meningsuiting opgenomen. Deze vrijheid kan beperkt worden om de goede naam van bijvoorbeeld een franchisegever te beschermen. De rechter weegt in dat geval de belangen af van de franchisegever en van de franchisenemer waarbij hij ook nagaat of de negatieve berichten onderbouwd konden worden. Zo werd in deze zaak de franchiseovereenkomst aangeduid als ‘wurgcontract’. Het hof was van mening dat door de  bepalingen in de franchiseovereenkomst onvoldoende onderbouwd werd dat ook daadwerkelijk sprake was van een dergelijk contract. Het recht van de franchisegever op bescherming van haar eer en goede naam woog daarmee zwaarder dan het recht op vrijheid van meningsuiting van de franchisenemer. Het hof achtte het vonnis van de rechtbank daarom niet in strijd met het recht op vrijheid van meningsuiting.

Recht van vrijheid op meningsuiting

In beginsel heeft iedereen een recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht kan echter beperkt worden als publieke uitlatingen ‘lichtvaardige verdachtmakingen’ bevatten. Dit betekent dat de publiekelijke uitlatingen niet (voldoende) kunnen worden bewezen. Degene die de uitlatingen heeft gedaan, kan in dat geval worden verboden om in de toekomst weer van dat soort uitlatingen te doen op straffe van een dwangsom, aldus het hof.

Conclusie

Indien een franchisenemer zich publiekelijk wil uitlaten over de franchisegever dan is het raadzaam om hiermee voorzichtig om te gaan en goed na te denken over wat hij of zij precies wil zeggen. Win bij twijfel of bepaalde uitlatingen zijn toegestaan tijdig advies in!

Geschreven door:

Kees Kan

Kees Kan is advocaat sinds 1995. Zijn grote interesse en passie gaat uit naar franchising en alles wat daarmee samenhangt. Kees heeft de afgelopen 20 jaar franchisegevers, franchisenemers en collectieven/ verenigingen van franchisenemers bijgestaan. Zijn praktijk bestaat vrijwel uitsluitend uit franchise gerelateerde advisering. Hij publiceert regelmatig over franchise en verzorgt franchiseworkshops en –seminars. Kees is initiatiefnemer en oprichter van de website www.franchisehulp.nl.

Gepubliceerd op: 14 januari 2014