Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Rechtbank Arnhem: letterlijke tekst goodwillclausule bij overdracht doorslaggevend!

27 april 2011

De rechtbank in Arnhem heeft op 6 april 2011 geoordeeld dat de letterlijke tekst van een goodwillclausule bij terugkoop doorslaggevend is voor de uitleg van die clausule.

Het betrof een zaak tussen supermarktorganisatie MCD en een (voormalige) franchisenemer die zijn supermarkt had terugverkocht aan MCD. Op grond van een (aanvullende) bepaling in de franchiseovereenkomst was voor de vaststelling van de hoogte van de vergoeding van de goodwill bij terugkoop een vaste formule afgesproken (16,52 x de weekomzet minus een bedrag ad 1.250.000 NLG).

Nadat franchisenemer de supermarkt heeft terugverkocht en uitvoering is gegeven aan betreffende goodwillclausule vordert franchisenemer een bedrag ad 1.250.000 NLG terug van MCD stellende dat voormeld bedrag ten onrechte is afgetrokken van de goodwillvergoeding. Franchisenemer stelt dat betreffende aftrek uitsluitend was bedoeld voor de situatie dat hij zijn supermarkt zou verkopen aan een derde / andere supermarktorganisatie (niet zijnde MCD) en dat die aftrek niet bedoeld was in geval van (terug)verkoop aan MCD.

De rechtbank beoordeelt vervolgens op welke wijze de betreffende goodwillclausule moet worden uitgelegd. De rechtbank verwijst daarbij naar het Haviltex-criterium dat inhoudt:

  • ‘bij de uitleg van een schriftelijk contract is het niet genoeg om alleen naar de taalkundige betekenis van de tekst te kijken, maar dient ook gekeken te worden welke betekenis de partijen aan de tekst gaven (bedoeling van partijen) en wat ze over en weer van elkaar mochten verwachten’.
  • 

De rechtbank stelt in deze zaak echter ook vast dat in de praktijk de taalkundige betekenis vaak wel van groot belang is.

De rechtbank stelt dan eerst vast dat de taalkundige betekenis van de tekst van de franchiseovereenkomst en de goodwillclausule geen enkel concreet aanknopingspunt biedt voor een andere uitleg dan de taalkundige.

Vervolgens stelt de rechtbank dat (desondanks) zelfs dan de mogelijkheid bestaat om af te wijken van in redelijkheid niet mis te verstane bewoordingen van de goodwillclausule echter alleen indien franchisenemer in casu stelt en zonodig bewijst dat – gelet op de omstandigheden van het geval – aan die letterlijke tekst een afwijkende betekenis toekomt (zijnde dat de aftrek van 1.250.000 NLG niet gold indien aan MCD zou worden terugverkocht). Franchisenemer heeft in dat verband gesteld dat de goodwill clausule het karakter van een “anti-speculatiebeding” zou hebben gehad maar die enkele stelling wordt onvoldoende geoordeeld door de rechtbank mede gezien het verweer van MCD en de overige omstandigheden van het geval. De vorderingen van franchisenemer worden afgewezen.   

Het Haviltex-criterium bestaat al dertig jaar en wordt nog steeds in de huidige rechtspraak toegepast bij het beoordelen van de betekenis van de bewoordingen van een schriftelijk contract. Het is een oude les die niet vaak genoeg herhaald kan worden: de rechter volgt, in grote mate, de letter van de (franchise)overeenkomst. Degene die een van de letter afwijkende uitleg wenst te geven aan contractuele bepalingen zal de juistheid van die uitleg voldoende onderbouwd dienen te stellen en zonodig dienen te bewijzen. Het bewijsrisico ligt duidelijk bij degene die de “afwijkende” interpretatie voorstaat.

Het spreekt voor zich dat franchisenemers alleen een franchiseovereenkomst dienen te tekenen als zij zich ten volle realiseren wat de gemaakte afspraken zijn en de gevolgen daarvan. Bij bepaalde franchiseovereenkomsten is het mogelijk om aanvullende bepalingen op te nemen. Indien daartoe wordt besloten, dient franchisenemer er zeker van te zijn dat ook deze bepalingen geen ruimte openlaten voor een andere (nadelige) invulling of andersom. Zoals deze zaak bewijst kan de schade anders (achteraf) enorm zijn!

Het kan heel goed zijn dat u met uw franchisegever een geval van uitzondering bespreekt en overeenkomt. Maar als deze uitzondering niet wordt vastgelegd in een aanvullende bepaling van de franchiseovereenkomst in duidelijke bewoordingen is deze mondelinge afspraak achteraf vaak niet meer te bewijzen en daardoor in de praktijk niets waard!

Geschreven door:

Kees Kan

Kees Kan is advocaat sinds 1995. Zijn grote interesse en passie gaat uit naar franchising en alles wat daarmee samenhangt. Kees heeft de afgelopen 20 jaar franchisegevers, franchisenemers en collectieven/ verenigingen van franchisenemers bijgestaan. Zijn praktijk bestaat vrijwel uitsluitend uit franchise gerelateerde advisering. Hij publiceert regelmatig over franchise en verzorgt franchiseworkshops en –seminars. Kees is initiatiefnemer en oprichter van de website www.franchisehulp.nl.

Gepubliceerd op: 27 april 2011