Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Rechtbank Roermond: franchisenemer (Multivlaai) heeft niet te laat geklaagd over ondeugdelijke prognoses!

10 april 2012

Recent heeft de rechtbank Roermond (sector Kanton) geoordeeld dat een franchisenemer die vijf jaar na aanvang van de franchise klaagde over ondeugdelijke prognoses niet te laat heeft geklaagd!

In 2005 heeft franchisenemer een franchiseovereenkomst en huurovereenkomst gesloten op basis van voorafgaand door franchisegever Multivlaai verstrekte exploitatieprognoses inclusief omzetprognoses voor de jaren 2006, 2007 en 2008. De prognoses zijn gebaseerd op “de praktijkervaring” van de franchisegever en vermelden een omzet oplopend van 450 vlaaien per week (2006) naar 525 (2007) tot 600 (2008). Het Handboek, dat onderdeel uitmaakt van de franchiseovereenkomst, vermeldt onder meer dat het vestigingsbeleid van Multivlaai erop gericht is dat een franchisenemer een acceptabel ondernemersinkomen moet kunnen behalen. Dit betekent volgens Multivlaai dat ongeveer 600 vlaaien per week moeten kunnen worden verkocht.

Op 14 juni 2010, bijna vijf jaar na aanvang van franchise, heeft franchisenemer zijn franchisegever aansprakelijk gesteld voor schade als gevolg van het niet hebben uitgevoerd van een zorgvuldig markt- en vestigingsplaatsonderzoek en voorts voor (dientengevolge) niet realistische (te optimistische) exploitatieprognoses. Franchisenemer beroept zich daarbij onder meer op dwaling. Franchisegever Multivlaai laat vervolgens twee deskundigen rapporten opstellen waaruit blijkt dat een omzet van ongeveer 600 vlaaien per week haalbaar zou moeten zijn. Franchisenemer laat één deskundigenrapport opstellen waaruit blijkt dat – zoveel mogelijk naar de situatie bij de start van de franchiseovereenkomst in 2005/2006 – ongeveer (slechts) 400 vlaaien haalbaar zou moeten zijn.

Voorts staat vast dat in de vier jaren voorafgaand aan het verstrekken van de exploitatieprognose (2001 – 2005) door de betreffende Multivlaai vestiging niet meer dan rond de 400 vlaaien per week zijn verkocht.

In de procedure bij de rechtbank Roermond vordert franchisenemer o.m. vernietiging van de franchiseovereenkomst wegens dwaling en schadevergoeding.

Klachtplicht

Franchisegever stelt onder meer dat franchisenemer niet tijdig heeft geprotesteerd waardoor al haar vorderingsrechten zouden zijn komen te vervallen. Multivlaai beroept zich daarbij op artikel 6:89 BW op grond waarvan een schuldeiser op een gebrek in de prestatie geen beroep meer kan doen indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had moeten ontdekken, bij de schuldenaar heeft geprotesteerd.

De Kantonrechter verwerpt dit verweer. Artikel 6:89 BW is niet van toepassing want geldt voor de situatie dat de geleverde prestatie niet aan de verbintenis beantwoordt. Volgens de Kantonrechter moet dus een verbintenis tussen partijen bestaan tot het leveren van prognoses. Daarvan is echter geen sprake. In de franchiseovereenkomst is geen verplichting daartoe opgenomen. Bovendien zijn de prognoses verstrekt vóór het sluiten van de franchiseovereenkomst, derhalve op een moment dat tussen partijen überhaupt nog geen overeenkomst was gesloten. Evenmin was Multivlaai als franchisegever op grond van jurisprudentie verplicht tot het verstrekken van prognoses voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst aan franchisenemer. Nu er aldus geen sprake is van een verplichting van Multivlaai tot het verstrekken van prognoses mist artikel 6:89 BW derhalve toepassing.

Ten overvloede merkt de Kantonrechter nog op dat, zelfs indien artikel 6:89 BW wel van toepassing was geweest, het verweer van Multivlaai niet zou zijn gehonoreerd nu dat in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn geweest. Van belang hierbij is dat Multivlaai aan de door haar verstrekte omzetprognoses geen onderzoek ten grondslag heeft gelegd maar deze heeft gebaseerd op enkel haar praktijkervaring. Daarmee heeft Multivlaai op dat moment het risico aanvaard dat de verstrekte cijfers onjuist zouden blijken te zijn. Dit geldt te meer nu vast staat dat in de vier jaren voorafgaande jaren (2001-2005) juist niet meer dan rond de 400 vlaaien per week zijn verkocht door de betreffende vestiging.

Rechtsverwerking

De Kantonrechter beoordeelt dan ook nog of franchisenemer (op grond van jurisprudentie) haar recht heeft verwerkt om nog over de prognoses te mogen klagen. Daarbij is van belang dat enkel tijdsverloop voor rechtsverwerking onvoldoende is. Er moet sprake zijn van bijkomende omstandigheden, bijvoorbeeld wanneer de positie van Multivlaai onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard als franchisenemer zijn aanspraak (beroep op dwaling vanwege ondeugdelijke prognoses) alsnog geldend zou maken. Hoewel franchisenemer zich volgens de Kantonrechter “laat” bij Multivlaai heeft gemeld met zijn klachten over de prognoses blijkt niet dat Multivlaai daardoor zodanig onredelijk is benadeeld dat dit tot rechtsverwerking zou moeten leiden. Van belang hierbij is dat de vraag of de destijds bij aanvang verstrekte prognoses (on)deugdelijk waren ook nu nog door deskundigen moet kunnen worden beantwoord.

Verjaring

Multivlaai heeft tenslotte ook nog een beroep gedaan op verjaring van de vordering gebaseerd op dwaling. Op grond van de wet dient een beroep op vernietiging van de franchiseovereenkomst wegens dwaling binnen drie jaar nadat de dwaling is ontdekt te worden gedaan. Ook het beroep op verjaring slaagt echter niet. De Kantonrechter oordeelt dat bepalend voor de aanvang van de verjaringstermijn is het moment van ontdekking van de dwaling. Dit dient te worden onderscheiden van het feit dat van meet af aan het aantal verkochte vlaaien afweek van de prognoses. Waar het om gaat is vast te stellen op welk moment franchisenemer de door haar gestelde dwaling (onjuiste prognose) heeft ontdekt. De Kantonrechter oordeelt dit moment op juni 2010 toen de franchisenemer zich tot haar advocaat heeft gewend en de eerste twijfel over de (on)deugdelijke prognoses is ontstaan. Deze twijfel is vervolgens bevestigd door het deskundigenrapport dat in opdracht van franchisenemer is opgesteld in oktober 2010. Van feiten of omstandigheden waaruit volgt dat franchisenemer de door haar gestelde dwaling al eerder had ontdekt of dat bij hem al eerder twijfels bestonden over de juistheid van de exploitatieprognose is niet gebleken. Ook het beroep op verjaring wordt afgewezen.

De Kantonrechter acht vervolgens voorlichting over de prognoses door een te benoemen deskundige noodzakelijk gezien de voorliggende feiten alsmede de (tegenstrijdige) deskundigenrapporten van partijen.

Uit deze uitspraak blijkt dat:

1. artikel 6:89 BW niet van toepassing is op voorafgaand aan de franchiseovereenkomst verstrekte prognoses indien ook de franchiseovereenkomst geen verplichtingen ten aanzien van het verstrekken van prognoses bevat;
2. een beroep op rechtsverwerking niet snel zal slagen indien en zolang de destijds afgegeven prognoses kunnen worden beoordeeld op juistheid;
3. een vordering tot vernietiging van de franchiseovereenkomst op grond van dwaling niet eerder dan drie jaar nadat de dwaling is ontdekt, verjaart.

Bij dit alles spelen uiteraard de omstandigheden van het geval ook steeds een rol.

Deze uitspraak geeft aan dat rechtsverwerking of verjaring niet snel aan de orde zal zijn. Dat is ook terecht in die gevallen waarin de franchisegever de franchisenemer heeft voorzien van exploitatieprognoses. Franchisenemer zal daarop in de regel af mogen gaan. Mocht later blijken dat die prognoses niet deugdelijk zijn dan moet een franchisenemer niet snel van zijn recht (beroep op dwaling en vordering tot schadevergoeding) op een inhoudelijke beoordeling van die prognoses kunnen worden afgehouden. Daarbij zal eveneens een rol spelen dat in de praktijk meestal pas na verloop van tijd blijkt of prognoses deugdelijk waren doordat omzetten niet altijd direct vèr achterblijven of doordat in eerste instantie naar andere verklaringen wordt gezocht (zoals ook in deze zaak aan de orde) zoals bijvoorbeeld “de aanloopperiode”, “het uitbreken van de crisis”, “lokale omstandigheden” (bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden in de buurt van de franchisevestiging waardoor tijdelijk slechte bereikbaarheid), etc.,etc..

In het nadeel van de franchisegever in deze zaak speelde ook dat zij de prognoses had afgegeven op basis van enkel “praktijkervaring” en zonder (nader) onderzoek te verrichten. In eerdere jurisprudentie is al geoordeeld dat het verstrekken van prognoses op grond van (enkel) praktijkervaring meestal onvoldoende is om uit te kunnen gaan van deugdelijke prognoses; daarvoor is verdergaand (meer specifiek) onderzoek noodzakelijk. In dit geval speelde dat temeer nu juist in de voorafgaande jaren een aanzienlijk lagere omzet was gerealiseerd met de betreffende vestiging dan door de franchisegever is geprognosticeerd.

Indien omzetten achterblijven bij verstrekte prognoses is het zaak voor een franchisenemer om alle mogelijke oorzaken van die achterblijvende omzet te onderzoeken inclusief de mogelijke ondeugdelijkheid van afgegeven prognoses, zelfs als de prognoses al jaren geleden zijn verstrekt!

Geschreven door:

Kees Kan

Kees Kan is advocaat sinds 1995. Zijn grote interesse en passie gaat uit naar franchising en alles wat daarmee samenhangt. Kees heeft de afgelopen 20 jaar franchisegevers, franchisenemers en collectieven/ verenigingen van franchisenemers bijgestaan. Zijn praktijk bestaat vrijwel uitsluitend uit franchise gerelateerde advisering. Hij publiceert regelmatig over franchise en verzorgt franchiseworkshops en –seminars. Kees is initiatiefnemer en oprichter van de website www.franchisehulp.nl.

Gepubliceerd op: 10 april 2012