Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Rechtbank Utrecht: afnamebeding in huurovereenkomst nietig!

10 maart 2011

Op 23 februari 2011 is een vonnis van de rechtbank Utrecht gepubliceerd waarin is geoordeeld dat een exclusief afnamebeding (voor een supermarktondernemer) in een huurovereenkomst in strijd met de Mededingingswet is en dus nietig is.

Voor franchisenemers is het een belangrijke uitspraak omdat met deze uitspraak nogmaals bevestigd wordt dat een exclusief afnamebeding in strijd is met het mededingingsrecht.

In deze zaak ging het om een franchisenemer van twee discount supermarkten. In de overeenkomst die de franchisenemer met de verhuurder van het pand c.q. franchisegever heeft gesloten in 1986 stond het navolgende beding:

“Huurder verplicht zich gedurende de loop van deze huurovereenkomst met betrekking tot het bedrijfspand zijn inkoop zoveel als redelijkerwijze mogelijk is bij verhuurder te zullen doen. Deze afnameverplichting geldt alleen voor artikelen welke verhuurder rechtstreeks uit het magazijn kan leveren en/of via derden voor zover het leveringen betreft, welke in de branche bekend staan als zogenaamde administratieve leveringen”.

In de loop van de tijd zijn de supermarkten deel gaan uitmaken van Prisma Food Groep, tot welke groep onder meer ook behoort de levensmiddelengroothandel Prisma Food Retail B.V. De franchisenemer heeft vanaf 20 oktober 1997 zijn goederenafname beëindigd. Bij vonnis in kort geding d.d. 12 februari 1998 heeft de President echter geoordeeld dat de franchisenemer gehouden was het afnamebeding na te (blijven) komen. De franchisenemer heeft vervolgens een bodemprocedure aanhangig gemaakt en daarin gevorderd dat het afnamebeding in de huurovereenkomst nietig zal worden verklaard dan wel zal worden ontbonden.

De franchisenemer onderbouwt haar standpunt dat een dergelijk afnamebeding verboden is op grond van artikel 6 van de Mededingingswet. De franchisenemer stelt ook dat het afnamebeding niet valt onder de vrijstelling van de in artikel 15 lid 1 van de Mededingingswet vermelde Besluit vrijstellingen samenwerkingsovereenkomsten detailhandel. De nietigheid van het afnamebeding mag volgens de franchisenemer niet lijden tot nietigheid van de gehele huurovereenkomst nu deze niet in onverbrekelijk verband met het afnamebeding staat.

De rechter stelt voorop dat geen sprake is van een bagatelvoorziening omdat partijen meer dan 10 miljoen gulden omzet per jaar maken (momenteel gaat het om andere bedragen).

De rechter oordeelt vervolgens:

“Bedoeld afnamebeding houdt in dat [de franchisenemer] als detaillist verplicht is een groot deel (en wel zoveel als redelijkerwijs mogelijk is) van de door hem in te kopen producten exclusief van [franchisegever/Prisma] af te nemen. Aldus heeft [de franchisenemer] ter zake een groot deel van zijn inkoop niet de vrijheid om zijn leverancier(s) vrij te kiezen. Deze afnameverplichting strekt ertoe de mededinging te beperken en het een horizontaal mededingingsbeperkend effect heeft, namelijk tussen [franchisegever] enerzijds en andere grootwinkelbedrijven anderzijds. De mededinging tussen deze grootwinkelbedrijven wordt derhalve opzettelijk belemmerd. Nu het afnamebeding de strekking heeft de grootwinkelbedrijven in hun afzetmogelijkheden te beperken, wordt deze getroffen door het verbod van artikel 6 Mededingingswet.”

De rechter maakt daarbij wel een kanttekening:

“Het is evenwel mogelijk dat een mededingingsbeperkende afspraak desalniettemin van het verbod moet worden vrijgesteld omdat naast een beperking ook een verbetering van bijvoorbeeld de distributie tot gevolg kan hebben. Een dergelijke vrijstelling kan worden verkregen op individueel ontheffingsverzoek aan de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit. Daarnaast kan een overeenkomst in algemene zin worden vrijgesteld door een krachtens artikel 15 lid 1 Mededingingswet tot stand gekomen algemene vrijstelling.”

De rechter oordeelt echter dat het afnamebeding in de huurovereenkomst niet voldoet aan de vereisten van de vrijstelling. De rechter oordeelt daarom dat de afnameverplichting verboden is en derhalve nietig. De rechter geeft echter geen antwoord op de vraag of de huurovereenkomst hierdoor ook (in zijn geheel) nietig is omdat dit niet gevorderd is.

Conclusie:

Het mededingingsrecht kan van belangrijke invloed zijn op de contractuele verplichtingen tussen franchisenemers en franchisegevers indien wordt voldaan aan een bepaalde omvang van de organisatie/ formule of indien een bepaalde omzet wordt gerealiseerd of indien sprake is van een bepaald marktaandeel. Het kan zijn dat ten gevolge van het mededingingsrecht een contractueel overeengekomen (exclusieve) afnameverplichting toch niet geldt (nietig) tussen partijen. Mededingingsrecht is vrijwel altijd dwingend recht en kan niet door partijen worden uitgesloten. Het kan voor franchisenemers zeer de moeite lonen om contractuele bepalingen ook vanuit mededingingsrechtelijk perspectief te (laten) toetsen. Ook bijvoorbeeld concurrentiebedingen zijn in de praktijk al regelmatig nietig gebleken vanwege strijd met het mededingingsrecht.

Voor u als franchisenemer is het belangrijk om na te gaan indien voor u een exclusief afnamebeding geldt, of dit beding wel of niet strijdig is met het mededingingsrecht (en of u bijvoorbeeld gerechtigd bent om “vreemd” in te kopen). Laat u in elk geval goed informeren door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (www.nma.nl) of neem een specialist / adviseur in de arm!

Geschreven door:

Kees Kan

Kees Kan is advocaat sinds 1995. Zijn grote interesse en passie gaat uit naar franchising en alles wat daarmee samenhangt. Kees heeft de afgelopen 20 jaar franchisegevers, franchisenemers en collectieven/ verenigingen van franchisenemers bijgestaan. Zijn praktijk bestaat vrijwel uitsluitend uit franchise gerelateerde advisering. Hij publiceert regelmatig over franchise en verzorgt franchiseworkshops en –seminars. Kees is initiatiefnemer en oprichter van de website www.franchisehulp.nl.

Gepubliceerd op: 10 maart 2011