Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Te hoge inkoopprijzen?

10 september 2015

De rechtbank Noord Nederland (locatie Assen) heeft onlangs een interessant vonnis gewezen over de verplichting van franchisegever om marktconforme inkoopprijzen te bieden aan haar franchisenemers.

De feiten

Franchisegever exploiteert de franchiseformule Op=OP Voordeelshop. In 2014 waren ongeveer 80 winkels aangesloten. Op=Op voordeelshop biedt in alle aangesloten winkels een uniform en volwaardig assortiment aan drogisterij artikelen van vooral A-merken te koop. Het assortiment omvatte in 2014 ongeveer 3500 artikelen.

In de franchiseovereenkomst is bepaald dat franchisenemers verplicht zijn om minimaal 95% van het assortiment in te kopen bij franchisegever of door haar aangewezen leveranciers waarbij ook is overeengekomen dat de betreffende leveranciers leveren tegen marktconforme (inkoop)prijzen.

Tussen franchisegever en (tenminste) 11 franchisenemers is over dit laatste een geschil ontstaan. Franchisenemers hebben gesteld dat franchisegever hen tegen niet-marktconforme prijzen (dus: te hoge prijzen) heeft beleverd en aldus tekort is geschoten en schadeplichtig is geworden.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank oordeelt dat onder “marktconforme prijzen” wordt verstaan: “prijzen die overeenkomen met die van andere aanbieders“.

Op de franchisenemers berust de bewijslast van hun stelling dat geen marktconforme prijzen zijn gehanteerd (wie stelt bewijst).

Franchisenemers voeren vervolgens verschillende feiten aan waaruit dit bewijs zou moeten volgen, waaronder inkoopprijslijsten van producten uit het verplichte assortiment die op enige momenten bij derden goedkoper dan bij franchisegever zijn of konden worden ingekocht.

Franchisegever verweert zich o.m. met de stelling dat bij een vergelijking van gehanteerde inkoopprijzen moet worden gekeken naar haar businessmodel waarbij van belang is dat zij continu een groot assortiment (3500) producten levert en dat een vergelijking met incidentele aanbiedingen van een beperkt assortiment (“restpartijtjes”) geen juiste vergelijking is en niet betekent dat zij niet marktconform zou beleveren.

De rechtbank volgt het verweer van franchisegever. Zij oordeelt dat franchisenemers hadden moeten bewijzen dat er andere leveranciers waren die (eveneens) continu een vergelijkbaar assortiment aan de Op=Op voordeelwinkels hadden kunnen leveren tegen duidelijk lagere prijzen. Het enkele feit dat andere leveranciers op verschillende momenten voor een beperkt aantal producten lagere prijzen hanteerden is daarvoor niet voldoende, aldus de rechtbank. Franchisenemers zijn aldus niet geslaagd in het bewijs van hun stelling dat zij tegen niet marktconforme prijzen zijn beleverd; de vorderingen worden afgewezen.

Tenslotte

In de franchiseovereenkomsten was opgenomen dat franchisegever het voorgeschreven productassortiment aan haar franchisenemers tegen marktconforme prijzen zou (laten) beleveren. Ook zonder franchiseovereenkomst zou die verplichting op grond van de aard van de franchiseovereenkomst (door collectieve inkoop de meest gunstige inkoopcondities ten behoeve van alle bij de franchiseformule aangesloten vestigingen) op franchisegever rusten. Zeker indien franchisenemers verplicht zijn om minimaal 95% van het assortiment bij aangewezen contractleveranciers af te nemen.

Indien franchisegever ten onrechte tegen te hoge prijzen belevert zou inderdaad sprake kunnen zijn van wanprestatie en schadeplichtigheid. Voor het noodzakelijke bewijs dat tegen non – marktconforme prijzen is geleverd geeft de rechtbank in deze zaak duidelijke richtlijnen:

Het gaat erom dat bij de vergelijking van de door franchisegever gehanteerde prijzen met die van andere leveranciers, gekeken wordt naar:

– het bestaande businessmodel van de franchiseformule;

– de omvang (en ik neem aan ook: de aard en kwaliteit) van het geleverde assortiment

– de periode (het moet gaan om een langere periode en niet om incidentele kortdurende aanbiedingen).

Aldus moet bewezen worden dat het assortiment gedurende een langere periode (ik kan me voorstellen: een half jaar of langer) tegen een hoger gewogen gemiddelde prijs is geleverd dan bij een vergelijkbare derde leverancier in diezelfde periode mogelijk was geweest. Het zal in de praktijk niet eenvoudig zijn om dat bewijs te leveren en wellicht zullen in veel gevallen deskundigen moeten worden ingeschakeld. Maar als het bewijs geleverd wordt, is er plaats voor schadevergoeding!

 

 

 

Geschreven door:

Kees Kan

Kees Kan is advocaat sinds 1995. Zijn grote interesse en passie gaat uit naar franchising en alles wat daarmee samenhangt. Kees heeft de afgelopen 20 jaar franchisegevers, franchisenemers en collectieven/ verenigingen van franchisenemers bijgestaan. Zijn praktijk bestaat vrijwel uitsluitend uit franchise gerelateerde advisering. Hij publiceert regelmatig over franchise en verzorgt franchiseworkshops en –seminars. Kees is initiatiefnemer en oprichter van de website www.franchisehulp.nl.

Gepubliceerd op: 10 september 2015