Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Vaststelling van de schade na het einde van de franchiseovereenkomst

20 november 2014

 

De praktijk leert dat veel franchisegeschillen uitmonden in het einde van de franchiseovereenkomst en een vervolgdiscussie bij de rechter over welke partij (franchisegever of franchisenemer) wanprestatie heeft gepleegd en aansprakelijk is voor de schade die de andere partij heeft geleden. Als wanprestatie komt vast te staan, dient vervolgens de hoogte van de schade te worden vastgesteld.

Over de hoogte van de schade kan veel discussie bestaan. Het is van groot belang om in die discussie (als eiser) de schade zo concreet mogelijk te berekenen en onderbouwen, dan wel (als verweerder) gemotiveerd te betwisten dat geen sprake is van schade, dan wel dat de schade een stuk lager is dan door eiser wordt gevorderd.

Een vonnis van de rechtbank Gelderland van 17 september 2014 is een goed voorbeeld van de noodzaak om concreet en specifiek in te gaan op de hoogte van de schade, en niet te volstaan met te algemene stellingen. Uit de uitspraak blijkt dat eerder in de procedure door de Rechtbank al was vastgesteld dat de franchisenemer schadeplichtig was omdat zij de overeenkomst tussentijds had beëindigd en de franchisegever als gevolg daarvan aanspraak kon maken op schadevergoeding. De verdere discussie ging derhalve alleen nog over de hoogte van de door de franchisegever te vorderen schade. Franchisegever Blue Gum, die een formule exploiteert in interieur- en keukenbouw, maakte aanspraak op betaling van schadevergoeding ter hoogte van gemiste franchisefee over de resterende looptijd van de franchiseoveenkomst. De franchisegever gaf (uiteindelijk) zelf aan dat van de vordering diende te worden afgetrokken de franchisefee die zij had ontvangen, en naar verwachting nog zou ontvangen van een nieuwe franchisenemer die het vestigingspunt enige tijd later had overgenomen. Daardoor werd de schade van de franchisegever immers beperkt. De franchisefee die de franchisegever van de nieuwe franchisenemer ontving, was echter lager omdat die nieuwe franchisenemer niet in staat was, en naar verwachting in de toekomst ook niet zou zijn, om dezelfde omzet te genereren als de oude franchisenemer. De franchisegever had derhalve precies uitgerekend en toegelicht welke schade zij had geleden en nog zou lijden als gevolg van het voortijdige einde van de franchiseovereenkomst, en daarin ook schade beperkende omstandigheden betrokken.

De franchisenemer voerde vervolgens verweer tegen de schadevordering. De franchisenemer had onder andere gesteld dat de franchisegever (gedeeltelijk) eigen schuld had aan de door haar geleden schade, maar zij had die stelling volgens de Rechtbank niet voldoende specifiek onderbouwd. Bovendien passeerde de Rechtbank een verweer van de franchisenemer – inhoudende dat er geen verband bestond tussen de geleden schade en de wanprestatie van de franchisenemer – omdat dit verweer door de franchisenemer te laat werd gevoerd én de franchisenemer daarop niet voldoende had kunnen reageren. De franchisenemer had tenslotte volstaan met een algemene betwisting van de schadeberekening van de franchisegever, zonder verdere toelichting. Dat was volgens de Rechtbank ook onvoldoende om aan de berekening van de franchisegever voorbij te gaan. De franchisenemer had concreet moeten aangeven welke onjuistheden in de berekening stonden. Specifiek wees de Rechtbank erop dat de franchisenemer niet had weerlegd dat de nieuwe franchisenemer ‘op de toppen van haar kunnen’ presteerde maar desalniettemin niet in staat was dezelfde omzet te halen als de oude franchisenemer, en dus ook niet dezelfde fee-opbrengsten voor de franchisegever kon genereren en de franchisegever daardoor schade leed.

Het is derhalve van groot belang om in een (gerechtelijk) geschil over wanprestatie en schade de schade concreet te berekenen en onderbouwen, dan wel concreet en tijdig specifiek verweer te voeren tegen een schadevordering. Over de hoogte van de schadevordering of het daartegen te voeren verweer, en de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, dient bij voorkeur al te worden nagedacht voordat een procedure wordt gestart. Als de schadevordering of het verweer te algemeen is geformuleerd en onvoldoende is of kan worden onderbouwd, zal de vordering worden afgewezen dan wel het verweer worden verworpen met alle gevolgen van dien.

Geschreven door:

Roy Brands

Roy Brands is sinds 2010 advocaat en adviseert sinds 2013 veelal over franchise en franchise gerelateerde (juridische) onderwerpen. Roy staat met name individuele franchisenemers en collectieven van franchisenemers bij. Hij publiceert geregeld over juridische franchise kwesties en maakt zich hard voor meer evenwicht en gelijkheid tussen franchisegevers en franchisenemers.

Gepubliceerd op: 20 november 2014