Direct
advies nodig?

Bel de franchisehulplijn 023 - 541 19 27

Of mail

Actueel

Verrekening toegestaan?

28 oktober 2010

De rechtbank Rotterdam heeft op 1 september 2010 geoordeeld dat de moedermaatschappij van een franchisegever niet in de plaats is getreden van die franchisegever ook al heeft die moedermaatschappij handelingen verricht met franchisenemers ter uitoefening van de franchiseovereenkomst.

 

De casus:

Z&F Tell me B.V. (hierna: “franchisenemer”) was een franchisenemer van T for Telecom Franchise B.V. (hierna: “franchisegever”). Krachtens de franchiseovereenkomst konden inkoopbonussen voor franchisenemer worden verrekend met vorderingen van de franchisegever.

De moedermaatschappij van de franchisegever had ten behoeve van alle franchisenemers telefoonproducten besteld bij leveranciers en de betreffende facturen betaald. Daarnaast had de moedermaatschappij ook bonussen voor franchisenemers ontvangen van providers. Deze bonussen heeft de moedermaatschappij vervolgens verrekend met de door haar (ten behoeve van franchisenemers) aan de leveranciers betaalde facturen. Het restant bedrag werd vervolgens doorbetaald aan de franchisegever. Franchisegever betaalde het restantbedrag vervolgens niet door aan franchisenemers maar verrekende dit met de door franchisenemers aan haar verschuldigde franchisevergoedingen.

Op een gegeven moment ging franchisenemer failliet. De curator stelde zich vervolgens op het standpunt dat het restant bedrag door de moedermaatschappij niet had mogen worden doorbetaald aan de franchisegever (die het vervolgens verrekende) maar dat het restantbedrag had moeten worden uitbetaald aan de franchisenemer. Het restant bedrag viel volgens de curator in de verhouding moedermaatschappij – franchisenemer terwijl de door franchisenemer te betalen franchisevergoedingen vielen in de verhouding franchisegever – franchisenemer. Één van de vereisten om te mogen verrekenen is dat partijen wederkerig elkaars schuldenaar en schuldeiser zijn en daarvan was in dit geval geen sprake, aldus de curator.

Oordeel rechtbank Rotterdam

De rechtbank overweegt eerst dat op grond van de franchiseovereenkomst uitsluitend franchisegever en franchisenemer elkaars wederpartij zijn geworden. Dit leidt ertoe dat (uitsluitend) franchisegever en franchisenemer hun wederzijdse vorderingen en schulden – voor zover die voortvloeien uit de franchiseovereenkomst –  over en weer met elkaar kunnen verrekenen.

Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de door de moedermaatschappij verrichte activiteiten (waaronder doorbetaling van het restant bedrag aan de franchisegever) hebben plaats gevonden ter uitvoering van de franchiseovereenkomst. De wijze waarop deze activiteiten hebben plaats gevonden hebben er niet toe geleid dat de moedermaatschappij – in plaats van franchisegever – contractspartij is geworden bij de franchiseovereenkomst. Het maakt daarbij volgens de rechtbank niet uit dat de moedermaatschappij bepaalde inspanningsverplichtingen beheert en uitvoert voor de franchisegever.

Indien bovendien de moedermaatschappij in de plaats zou zijn getreden van de franchisegever, had hier een schriftelijke akte voor moeten worden opgesteld. Hiervan was geen sprake.

Daarnaast heeft de curator nog aangevoerd dat de moedermaatschappij een zo belangrijke en actieve rol ging vervullen bij de uitvoering van de franchiseovereenkomst, dat franchisenemer erop mocht vertrouwen dat de moedermaatschappij haar wederpartij werd (in plaats van franchisegever). Ook dit argument houdt volgens de rechtbank geen stand. Zij oordeelt dat er geen plaats is voor een ´gerechtvaardigd vertrouwen´. Daarbij speelt een rol dat op de naam van aan franchisenemer verzonden facturen steeds de naam van de franchisegever was vermeld en dat de franchisegever en de moedermaatschappij tot hetzelfde concern behoorden, hetgeen franchisenemer bekend was.

N.B.

Verrekening van vorderingen over en weer mag, mits partijen elkaars schuldeiser en schuldenaar zijn; bij vorderingen en schulden die uit een franchiseovereenkomst voortvloeien zal dat in de regel het geval zijn en zal verrekening dus meestal zijn toegestaan. Desalniettemin is ook in franchiserelaties verrekening niet altijd toegestaan. Het verrekenen van bijvoorbeeld een huurschuld van franchisenemer aan een Franchise Vastgoed BV met een vordering van diezelfde franchisenemer op de Franchisegever BV (ook al behoren Franchisegever BV en Franchise Vastgoed BV tot hetzelfde concern) is in principe niet toegestaan nu de vordering en de schuld niet tussen dezelfde partijen bestaat.

Onder omstandigheden is het voor franchisenemers zeer de moeite waard om na te gaan of aan de vereisten voor verrekening is voldaan!

Geschreven door:

Kees Kan

Kees Kan is advocaat sinds 1995. Zijn grote interesse en passie gaat uit naar franchising en alles wat daarmee samenhangt. Kees heeft de afgelopen 20 jaar franchisegevers, franchisenemers en collectieven/ verenigingen van franchisenemers bijgestaan. Zijn praktijk bestaat vrijwel uitsluitend uit franchise gerelateerde advisering. Hij publiceert regelmatig over franchise en verzorgt franchiseworkshops en –seminars. Kees is initiatiefnemer en oprichter van de website www.franchisehulp.nl.

Gepubliceerd op: 28 oktober 2010